Wetenswaardigheden.

Allerlei weetjes over molens en allerhande zaken die daar mee te meken hebben.



Wat is een grondzeiler?

Een ronde stenen grondzeiler kan de molenaar vanaf de grond bedienen. Ze zijn vaak gebouwd als poldermolens maar het kunnen ook korenmolens zijn. Grondzeilers hebben geen stelling. Ze staan namelijk vaak in het vrije veld en vangen daardoor voldoende wind.

Wat is de stellinghoogte van een molen?

Een stellingmolen is zo hoog dat de wieken niet, zoals bij een grondzeiler, vanaf de grond kunnen worden gekruid. Daarom is er een stelling nodig. Deze molens moesten bijvoorbeeld in stedelijke gebieden of op plaatsen met bomen zo hoog zijn om nog voldoende wind te kunnen vangen. 



Wat is het gevlucht van een molen?

Het opgerolde zeil wordt achter de zeilklampen (twee klampen), die op de achterkant van de roede zitten, geslagen (opgeklampt), tussen de heklatten doorgestoken en onderaan de wiek met een touw vastgezet. De totale lengte van de in elkaars verlengde staande wieken wordt de hoogte van de vlucht genoemd. 

Wat is de vang van een molen?

De vang, praam, prang of frein is een remconstructie in een windmolen die om het aswiel of bovenwiel grijpt om het wiekenkruis stil te zetten; vergelijkbaar met een trommelrem. Ook tijdens stilstand moet de vang ervoor zorgen dat de molen zelfs bij zware storm niet uit zichzelf gaat draaien.



Wat is een roe van een molen?

Roeden (enkelvoud: roede, roed of roe) vormen de basis van het wiekenkruis van een traditionele windmolen. Vroeger werden deze balken, die wel 30 meter lang kunnen zijn, uit hout vervaardigd, zowel uit één stuk als uit drie stukken. (de zogenaamde borstroede, een borststuk met twee oplangers). Houten roeden zijn aan de voor- en achterkant voor een betere stroomlijn afgeschuind, hetgeen winsing wordt genoemd.

Wat is het kruien van een molen?

Het kruien is het draaien van het wiekenkruis van een windmolen zodat het 'op de wind' staat gericht. Het woord kruien is afkomstig van het oorspronkelijk draaien van de standerdmolen met behulp van een soort kruiwagen. Er zijn buitenkruiers, binnenkruiers en zelfkruiers.





Wat betekent de overbrengingsverhouding van een molen:

De overbrengingsverhouding geeft aan wat het werkende onderdeel van de molen (bijvoorbeeld de molensteen of vijzel) doet als de wiekn 1x ronddraaien.
Voorbeeld:
De overbrengingsverhouding van een poldermolen is 1 : 3 (spreek uit: één op drie)
Dit betekent dan dat als de wieken van deze molen 1 volledige omwenteling hebben gemaakt de vijzel 3 omwentelingen maakt.



Rijnlands boezem

De Rijnlandse boezem is een stelsel van oppervlaktewateren, meren, kanalen, watergangen en sloten, die met elkaar in open verbinding staan en die in beheer zijn bij het Hoogheemraadschap van Rijnland, een waterschap in de Nederlandse provincies Noord- en Zuid-Holland. Samen vormt het stelsel een boezem, ook wel hoofdwaterstelsel genoemd, vooral bedoeld voor het afvoeren van teveel aan water, maar ook voor de ontvangst van effluent van rioolwaterzuiveringen. 
De Rijnlandse boezem fungeert ook als afvoersysteem van het water uit de regio Woerden, dat onder beheer is van het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden.

De totale oppervlakte van de Rijnlandse boezem is circa 4500ha

Waarom draaien de wieken van een molen tegen de klok in?

De zon draait elke dag vanuit het oosten langs het zuiden naar het westen, en de boom draaide mee. Door de wieken van een molen juist de andere kant op te laten draaien, dus naar links (tegen de klok in), draai je tegen de barsten in het hout in, waardoor je deze barsten dichtdraait. Zo zal het hout niet snel scheuren. 
Dits slechts één van de vele verklaringen. 

Meerdere verklaringen zijn te vinden op: nu.nl 



Windrecht of windvang

Het windrecht (of windvang) is het recht om een molen te laten draaien. Dit recht behoorde in vroeger tijden tot de regalia, de rechten die meestal in handen waren van de landheer. Alleen hij had het recht van windvang wat wil zeggen dat alleen de heer gerechtigd was een molen te laten bouwen met het recht de wind te 'vangen'. Het recht van de wind werd tegen gunsten en diensten ook wel beleend. Molenaars konden tegen betaling van een jaarlijks bedrag, het zogenaamde windgeld, dit recht pachten. Veelal werd de molen dan ook doorverpacht; in Nederland verkreeg de molenaar dan een windbrief. Het windrecht was een onderdeel van het feodale recht en kwam als zodanig in grote delen van West-Europa voor, maar niet op de Britse eilanden, Noord-Nederland, Dithmarschen, Noord-Friesland en in het grootste deel van Zweden (met uitzondering van Skåne). Ook in de Alpenlanden waren dergelijkee feodale rechten zwak vertegenwoordigd.



Maalvaardigheid 

Is een term die aangeeft in hoeverre een molen in staat is om te malen. Daarvoor moet de constructie van de molen in goede staat zijn en de werktuigen, zoals de maalinrichting, de inrichting voor het verplaatsen van water (poldermolen), of het slaan van olie (oliemolen) moeten werken.

Bij poldermolens die wel maalvaardig zijn, maar waarvan de historische waterlopen door het veranderde landschap of het veranderde polderpeil niet meer functioneel zijn, worden de waterlopen soms zodanig veranderd dat de molen hetzelfde water rondpompt. Men noemt dit maalvaardig in circuit. Zo wordt voorkomen dat de conditie van de molen door stilstand achteruitgaat, terwijl vijvers en sloten baat hebben bij water dat niet stilstaat.

Draaivaardigheid

Een molen waarvan de wieken of, in geval van een watermolen het scheprad, wel kunnen draaien, maar waarvan het gaande werk niet meer aanwezig is of niet functioneert, wordt draaivaardig genoemd.

Een molen met draaiende wieken is dus niet per definitie maalvaardig, omdat een molen ook kan draaien zonder te malen. Dit wordt 'malen voor de Prins' genoemd. Deze uitdrukking ontstond tijdens de Tachtigjarige Oorlog, waarbij de Spanjaarden een stad belegerden en probeerden deze uit te hongeren. Als het graan op was, werd er toch doorgemalen om de vijand zo de indruk te geven dat er nog genoeg voedsel was.



Waterschappen

Waterschappen worden ook wel Hoogheemraadschappen genoemd.
Een waterschap zorgt voor het waterbeheer in een bepaald gebied. 
Wat doet een waterschap?
De taken van een waterschap zijn o.a.:
-  waterstand regelen met bijvoorbeeld gemalen en sluizen
-  afvalwater zuiveren
-  dijken beheren
-  natuurbeheer in en aan het water
-  kwaliteit zwemwater controleren.

-  Het zorgt er bijvoorbeeld voor dat u genoeg en schoon water         heeft, en dat u beschermd bent tegen te veel water. 
In Nederland zijn er 21 waterschappen.

Die 21 waterschappen
beheren:
-  18.000 kilometer aan waterkeringen (dijken, duinen, keringen).
-  225.000 kilometer aan watergangen (sloten, rivieren, beken,             kanalen)
.-  7.500 kilometer aan wegen
zuiveren: 
-  2.000.000.000 kubieke meter afvalwater op 
    360  rioolwaterzuiveringsinstallaties
zorgen:
-  met 3.700 gemalen voor dat het waterpeil niet te hoog 
   of te laag is.

Het Hoogheemraadschap Rijnland maakt bij wateroverlast gebruik van de molen van Schoterveen

Molen de Eenhoorn is een Paltrokmolen

De naam van de paltrokmolen is ontleend aan zijn silhouet. Dat lijkt op een paltrok, een mouwloze mantel of cape voor mannen, die ooit algemeen gedragen werd. (Ook in het Frans, Engels, Duits en Spaans is 'paltrok', of een afgeleide daarvan, de benaming zo'n kledingstuk.)
De veronderstelling dat de naam iets te maken zou hebben met immigranten uit de Pfalz is een hardnekkige fantasie in de molenaarswereld.
In Nederland is een paltrokmolen altijd een houtzaagmolen.

De Eenhoorn
De Eenhoorn


De molens:
De Veer, 
Vijfhuizermolen
en 
De Hommel
 
zijn achtkante molens en poldermolens (opvoeren van water). Ze zijn verschillend in grootte maar werken volgens hier links staand schema.

De Veer
De Veer
De Hommel
De Hommel
Vijfhuizer molen
Vijfhuizer molen


Oud-Hollands wieksysteem.

Bij een oud-hollands wieksysteem vormen de heklatten en "kromming" waardoor er een draaiing in de wiekvorm komt. 
De tekeningen  laten zien hoe de hoek tussen de roede steeds groter wordt.
Op de foto is dat duidelijk te zien





Over Kennemerland.

De oorsprong van het woord 'Kennemer'

De herkomst van het woord Kennemer gaat terug naar de vroege middeleeuwen. Toen werd met 'Kennemers' een bevolkingsgroep aangeduid die woonde in de streek tussen Alkmaar, Haarlem en de Noordzee. Deze mensen leefden in wat we nu Kennemerland noemen.

Historisch gezien wordt gedacht dat 'Kennemer' is afgeleid van het Oudnederlandse of Oudfriese '-hem' of '-mer', wat woonplaats of gebied betekent. Het eerste deel van het woord – 'Ken' of 'Cann' – zou verwijzen naar een oude stamnaam of persoonsnaam. De combinatie zou dan betekenen: "de mensen uit het land van Kenna" of iets soortgelijks.

Hoewel de exacte betekenis niet volledig vaststaat, zijn taal- en geschiedkundigen het erover eens dat het om een lokale bevolkingsaanduiding gaat, die later als streeknaam in gebruik is genomen.



Schematische voorstelling van het ontstaan van Kennemerland

Klik op een afbeelding voor een vergroting.



Sommige molens die de SMZK in beheer heeft hebben verschillende benamingen:
Schoterveense molen = Molen van de Schoterveense polder = De schoterveen
De kleine molen = De Hommel
Groendendaalse molen = 't molentje van Groendendaal
De Eenhoorn = Paltrokmolen De Eenhoorn
De Adriaan = molen De Adriaan = De Haarlemse molen